Er zijn drie soorten weekdieren: tweekleppigen, slakken en inktvissen. Tot nu heb je enkel tweekleppigen benoemd. Vanaf vandaag zijn de slakken aan de beurt. Schelp 14. Deze slak is een eetbare slak die tot de grootste slakken van de Noordzee behoort. Hij kan tot 11 cm hoog zijn en tot 7 cm breed. De schelp heeft 6 tot 8 bolle windingen. Schelp 15. Deze slakken zijn klein maar fijn. De naam komt van de verticale ribbels op de schelp, die aan traptreden doen denken. De schelp is 1 tot 3,5 cm groot. Schelp 16. De schelp lijkt aan de onderkant op een pantoffel. Zo kreeg hij zijn naam. Vaak zitten er meerdere van deze slakken, tot twaalf stuks, bovenop elkaar. Een heuse ,,flat" of ,,ketting"! De bovenste, jongere slakken op het torentje zijn altijd mannetjes. De onderste, oudere slakken zijn altijd vrouwelijk. En de middelste exemplaren zitten midden in een geslachtswissel. Al die slakken op elkaar geplakt, lijken samen wel een steen. Strandvondst 4. |